Spraak en taal

Spraak en taal

Spraak- en taalproblemen


1. Spraakproblemen


Alle kinderen leren naarmate ze ouder worden stap voor stap verschillende klanken en de combinaties ervan correct uitspreken. De verschillende fasen van deze ontwikkeling gaan gepaard met fonologische processen, zoals vereenvoudigingen, versprekingen…

 

We maken een onderscheid tussen articulatieproblemen en spraakontwikkelingsproblemen.


Wanneer een kind een bepaalde klank niet of nog niet goed kan uitspreken, noemen wij dit een articulatieprobleem. De klank wordt dan vervormd of weggelaten, omdat deze technisch nog te moeilijk is voor het kind. De behandeling bestaat er dan uit deze specifieke klank aan te leren.


Spraakontwikkelingsproblemen veronderstellen een vertraagde of gestoorde spraakontwikkeling, waarbij een aantal fonologische processen langdurig of hardnekkig aanwezig blijven. Daarnaast kunnen er ook specifieke articulatieproblemen voorkomen.
De behandeling omvat het gericht begeleiden van dit ontwikkelingsproces.
Indien de spraakstoornis hardnekkig aanwezig blijft, dan spreken we van verbale ontwikkelingsdyspraxie.

 


2. Taalproblemen


De normale taalontwikkeling verloopt bij een kind in verschillende stadia. Bij een aantal kinderen kent deze ontwikkeling een vertraagd of afwijkend verloop. Er is sprake van een taalontwikkelingsstoornis (TOS) wanneer het kind op taalgebied beduidend achterblijft op de taalontwikkeling en een gestoord verloop kent in vergelijking met leeftijdsgenootjes.


Een taalontwikkelingsstoornis kan specifiek zijn (op zichzelf staand) of niet specifiek. Bij een specifieke TOS is er geen duidelijke oorzaak aanwezig. Bij een niet-specifieke TOS is er wel sprake van een duidelijke oorzaak, zoals een verminderd gehoor, een verstandelijke beperking, neuro-psychiatrische stoornissen (zoals ADHD of autisme) of onvoldoende taalaanbod.


Als deze taalstoornis erg hardnekkig is, spreekt men ook van dysfasie.


Vertraagd of gestoord?


We kunnen een onderscheid maken tussen een vertraagde of gestoorde taalontwikkeling. In het eerste geval is er een gelijkmatige achterstand van de verschillende taalaspecten (bv. begrijpen en spreken vertonen eenzelfde achterstand).
Bij een gestoorde taalontwikkeling zien we geen samenhangend beeld en vertoont de taal van het kind kenmerken die niet in één bepaalde taalontwikkelingsfase thuishoren (bv. begrijpen is veel beter dan spreken).
Door een taalontwikkelingsstoornis kunnen leerstoornissen en sociaal-emotionele problemen ontstaan. Zo kan het kind later moeilijkheden ondervinden bij het leren lezen of kan het kind boos worden als het zichzelf niet duidelijk kan maken.


Begrijpen of spreken van taal?


Bij een taalontwikkelingsstoornis kunnen zich zowel problemen voordoen in het begrijpen als het spreken.


Bij problemen met het begrijpen van taal hebben kinderen bijvoorbeeld moeilijkheden met:`


  • het begrijpen van gebaren op jonge leeftijd;
  • het aanwijzen van voorwerpen en plaatjes;
  • het uitvoeren van opdrachten en het volgen van aanwijzingen;
  • het beantwoorden van vragen;
  • het gepast reageren tijdens een gesprek.


Problemen in het spreken kunnen betrekking hebben op de taalvorm, de taalinhoud en/of het taalgebruik.


Als er zich moeilijkheden voordoen op het gebied van de taalvorm is er sprake van:


  • korte en grammaticaal onjuiste zinnen (foutieve woordvolgorde, weglaten van zinsdelen en ongestructureerde zinnen);
  • moeite met de woordvorming (foutieve verbuigingen, vervoegingen, …


Bij problemen met de taalinhoud kan er sprake zijn van:


  • een beperkte woordenschat (vaak over dezelfde dingen praten);
  • woordvindingproblemen (moeite met het snel oproepen van het juiste woord)


Als het kind problemen heeft met betrekking tot het taalgebruik, kan het moeite hebben om zijn beurt te nemen, adequaat te luisteren en oogcontact te nemen in gesprekssituaties. Verder zijn er problemen met:


  • het begrijpen en vertellen van verhalen;
  • het bij het onderwerp blijven;
  • het onderhouden van de communicatie als het gesprek vastloopt;
  • het rekening houden met de voorkennis van de gesprekspartner.